- Start
- Locatiegegevens (kaart) gebruiken
- Locatielogboeken gebruiken
- Applicatie-instellingen voor hoogte- (barometer)/dieptelogboek configureren
Grootte lettertype
- K
- M
- L
Applicatie-instellingen voor hoogte- (barometer)/dieptelogboek configureren
Het instelscherm wordt weergegeven wanneer u klikt op op de werkbalk en [Log Matching] selecteert.
U kunt de tijdzone instellen waarin een hoogte (barometer)-/diepte-logboek werd opgenomen, en de methode selecteren waarmee hoogte (barometer)-/dieptegegevens worden toegewezen aan het locatielogboek.
Als de instellingen zijn aangebracht, klikt u op [OK] om ze toe te passen.
Items in het instelscherm
Afstandeenheid voor het weergeven van hoogte of waterdiepte
De eenheid die wordt gebruikt wanneer hoogte (barometer)- en dieptelogs en locatiegegevens worden afgestemd, kan worden geselecteerd.
- Standaard is [Instelling van besturingssysteem gebruiken] geselecteerd.
- U kunt [m (meters)] of [ft (feet)] als eenheid selecteren voor gebruik in het gebied met de hoogte (barometer)-/dieptegrafiek. Deze selectie is van invloed op de eenheid die in de grafiek wordt weergegeven. De originele eenheid blijft behouden in de effectieve uitvoerlogs.
Tijdzone
Klik op om het tijdsverschil in te stellen tussen Coordinated Universal Time (UTC) en de tijdzone van de regio waar het hoogte (barometer)-/diepte-logboek werd opgenomen.
De tijdzone wordt ingesteld op basis van [Datum en tijd] / [Tijdzone] voor Windows en [Datum en tijd] / [Tijdzone] voor Mac OS.
U kunt kijken tot welke tijdzone de opnamelocatie behoort door het instelscherm van het besturingssysteem te raadplegen.
Stel de tijdzone in die u wilt gebruiken.
Locatie toewijzen
In [Maximaal toegestane tijdverschil (Hoogte invoegen):] stelt u in hoe hoogte (barometer)-/dieptegegevens worden toegewezen aan het locatielogboek op basis van de trackpunten die opgenomen zijn in het hoogte (barometer)-/diepte-logboek.
[Dichtstbijzijnde punt (één punt)]
De hoogte (barometer)-/dieptegegevens van een trackpunt in het hoogte (barometer)-/diepte-logboek worden toegewezen aan het dichtstbij gelegen overeenkomstige trackpunt in het locatielogboek.
[Vorige en volgende punten (twee punten)]
De hoogte (barometer)-/dieptegegevens die toegewezen zijn aan het locatielogboek, worden geschat op basis van het verschil tussen de opnametijd van een trackpunt in het locatielogboek en de opnametijden van de twee naastliggende trackpunten in het hoogte (barometer)-/diepte-logboek.
Voor details over de manier waarop hoogte (barometer)-/dieptegegevens worden toegewezen, raadpleegt u “Hoogte (barometer)- en dieptegegevens toewijzen”.
[Maximaal toegestane tijdverschil (Hoogte invoegen):]
Selecteer het toegelaten tijdbereik voor de als basis gebruikte hoogte (barometer)-/dieptegegevens.
De hoogte (barometer)-/dieptegegevens worden aan het locatielogboek toegewezen als het verschil tussen de opnametijden van de overeenkomstige trackpunten in het locatielogboek en het hoogte (barometer)-/diepte-logboek binnen het opgegeven bereik liggen.