Volg de onderstaande stappen om verbinding te maken met een computer via ethernet.

Z 8-camera’s

De Z 8 kan worden verbonden met ethernetnetwerken met behulp van een USB-(Type C)-naar-ethernet-adapter van een ander merk.

Z 9- en Z 8-camera’s

  1. Sluit de camera aan op een computer of router met behulp van een ethernetkabel en zet de camera aan.

    • Wanneer u een Z 8 gebruikt, sluit dan een USB-naar-ethernet-adapter van een ander merk aan op de USB-data-aansluiting van de camera en sluit de ethernetkabel aan op de adapter.
    • Oefen geen kracht uit bij het aansluiten van de ethernetkabel en steek de stekker recht in de aansluiting.
  2. Schakel bedraad LAN in.

    • Z 9: selecteer ON voor Bedraad LAN in het netwerkmenu van de camera.
    • Z 8: selecteer USB-LAN voor USB-aansluiting in het netwerkmenu van de camera.

  3. Maak een nieuw netwerkprofiel met Verbinden met computer > Netwerkinstellingen in het netwerkmenu.

    Volg de instructies op het scherm om een netwerkprofiel te maken. Raadpleeg voor meer informatie de Naslaggids van de camera.

    De cameranaam wordt weergegeven wanneer een netwerk of host wordt gedetecteerd.

    De Wireless Transmitter Utility vroegtijdig starten

    Mocht u de Wireless Transmitter Utility starten vóór het voltooien van stap 2, dan wordt er een “Welkom bij Wireless Transmitter Utility”-dialoogvenster weergegeven. Het koppelingsdialoogvenster getoond in stap 4 wordt weergegeven als de camera verbinding maakt met de computer of het netwerk.

    Klik niet op Volgende in het “Welkom bij de Wireless Transmitter Utility”-dialoogvenster, aangezien dan het koppelingsdialoogvenster niet zal worden weergegeven. Als u toch klikt op Volgende in het “Welkom bij Wireless Transmitter Utility”-dialoogvenster, sluit dan het venster en start de Wireless Transmitter Utility opnieuw.

  4. Start de Wireless Transmitter Utility.

    Klik, nadat u hebt gecontroleerd of de cameranaam zoals getoond in stap 3 is vermeld, op Volgende.

  5. Noteer de verificatiecode.

    Noteer de verificatiecode die wordt weergegeven in de cameramonitor.

  6. Voer de verificatiecode in.

    Voer de verificatiecode in de Wireless Transmitter Utility in en klik op Volgende.

  7. Voltooi het koppelen.

    De Wireless Transmitter Utility koppelt de camera en computer automatisch. Wanneer het koppelen is voltooid, geven de camera en de Wireless Transmitter Utility dat via berichten aan; druk op de OK-knop op de camera en klik op Volgende in de Wireless Transmitter Utility.

  8. Selecteer doelmap en programma.

    U kunt de doelmap selecteren voor de foto’s die zijn gedownload van de camera in de beeldoverdrachtmodus. Klik op Bladeren om een keuze te maken uit een lijst met beschikbare mappen. U kunt in dit dialoogvenster geen submap kiezen.

    De standaard doelmap is:

    • Windows: \Users\“gebruikersnaam”\Pictures\Wireless Transmitter Utility
    • macOS: /Users/“gebruikersnaam”/Pictures/Wireless Transmitter Utility

    Het programma dat wordt gebruikt om afbeeldingen weer te geven wanneer de overdracht is voltooid, kan geselecteerd worden uit het Doelmap in het volgende programma openen na overdracht-menu; kies uit Windows Explorer (of in macOS, de Finder), NX Studio, Capture NX-D en ViewNX-i. Programma’s die niet zijn geïnstalleerd, worden niet getoond.

    Klik na het voltooien van deze stap op Volgende en volg de instructies op het scherm.

  9. Een submap kiezen

    Als u een submap wilt kiezen voor foto’s die van de camera zijn gedownload, sluit dan het venster, verbind de camera en de computer via USB en start de Wireless Transmitter Utility opnieuw. Wanneer wordt gevraagd om hardware te kiezen, selecteer Bedraad LAN (ingebouwde poort/UT-1/WT-7), klik op Volgende en selecteer Doelmap en programma selecteren in het dialoogvenster Actie. Door op Volgende te klikken verschijnt er een dialoogvenster waarin u een submap onder de doelmap kunt selecteren.

D6-camera’s

  1. Schakel ethernet of draadloos LAN op de camera in.

    Selecteer Inschakelen voor Bedraad LAN/WT > Bedraad LAN/WT-functies in het camera-instellingenmenu.

  2. Maak een nieuw netwerkprofiel aan.

    Selecteer Bedraad LAN/WT > Netwerkinstellingen in het camera-instellingenmenu en volg de instructies op het scherm om een netwerkprofiel te maken. Zie voor informatie over het maken van ethernetprofielen de Naslaggids voor de camera. Zie voor informatie over gebruik van de WT-6 de Naslaggids voor de camera of de handleiding voor de WT-6.

    De cameranaam wordt weergegeven wanneer een netwerk of host wordt gedetecteerd.

    De Wireless Transmitter Utility vroegtijdig starten

    Mocht u de Wireless Transmitter Utility starten vóór het voltooien van stap 1, dan wordt er een “Welkom bij Wireless Transmitter Utility”-dialoogvenster weergegeven. Het koppelingsdialoogvenster getoond in stap 3 wordt weergegeven als de camera verbinding maakt met de computer of het netwerk.

    Klik niet op Volgende in het “Welkom bij de Wireless Transmitter Utility”-dialoogvenster, aangezien dan het koppelingsdialoogvenster niet zal worden weergegeven. Als u toch klikt op Volgende in het “Welkom bij Wireless Transmitter Utility”-dialoogvenster, sluit dan het venster en start de Wireless Transmitter Utility opnieuw.

  3. Start de Wireless Transmitter Utility.

    Klik, nadat u hebt gecontroleerd of de cameranaam zoals getoond in stap 2 is vermeld, op Volgende.

  4. Noteer de verificatiecode.

    Noteer de verificatiecode die wordt weergegeven in de cameramonitor.

  5. Voer de verificatiecode in.

    Voer de verificatiecode in de Wireless Transmitter Utility in en klik op Volgende.

  6. Voltooi het koppelen.

    De Wireless Transmitter Utility koppelt de camera en computer automatisch. Wanneer het koppelen is voltooid, geven de camera en de Wireless Transmitter Utility dat via berichten aan; druk op de OK-knop op de camera en klik op Volgende in de Wireless Transmitter Utility.

  7. Selecteer doelmap en programma.

    U kunt de doelmap selecteren voor de foto’s die zijn gedownload van de camera in de beeldoverdrachtmodus. Klik op Bladeren om een keuze te maken uit een lijst met beschikbare mappen. U kunt in dit dialoogvenster geen submap kiezen.

    De standaard doelmap is:

    • Windows: \Users\“gebruikersnaam”\Pictures\Wireless Transmitter Utility
    • macOS: /Users/“gebruikersnaam”/Pictures/Wireless Transmitter Utility

    Het programma dat wordt gebruikt om afbeeldingen weer te geven wanneer de overdracht is voltooid, kan geselecteerd worden uit het Doelmap in het volgende programma openen na overdracht-menu; kies uit Windows Explorer (of in macOS, de Finder), NX Studio, Capture NX-D en ViewNX-i. Programma’s die niet zijn geïnstalleerd, worden niet getoond.

    Klik na het voltooien van deze stap op Volgende en volg de instructies op het scherm.

  8. Een submap kiezen

    Als u een submap wilt kiezen voor foto’s die van de camera zijn gedownload, sluit dan het venster, verbind de camera en de computer via USB en start de Wireless Transmitter Utility opnieuw. Wanneer wordt gevraagd om hardware te kiezen, selecteer Bedraad LAN (ingebouwde poort/UT-1/WT-7), klik op Volgende en selecteer Doelmap en programma selecteren in het dialoogvenster Actie. Door op Volgende te klikken verschijnt er een dialoogvenster waarin u een submap onder de doelmap kunt selecteren.

Andere camera’s

  1. Maak een nieuw netwerkprofiel aan.

    Selecteer Netwerk of Draadloze zender (WT-7) > Netwerkinstellingen in het setup-menu van de camera en volg de instructies op het scherm om een netwerkprofiel te maken. Zie voor informatie over het maken van ethernetprofielen de Netwerkgids die bij de camera is geleverd. Zie voor informatie over gebruik van de WT-7, WT-6 of WT-5 de documentatie die bij het apparaat is geleverd.

  2. Volg de instructies op het scherm.

    Volg de instructies op het scherm om een verbinding tot stand te brengen en de Wireless Transmitter Utility te starten. De Wireless Transmitter Utility koppelt automatisch de camera met de computer.

    Klik op Volgende wanneer het koppelen is voltooid.

  3. Selecteer doelmap en programma.

    U kunt de doelmap selecteren voor de foto’s die zijn gedownload van de camera in de beeldoverdrachtmodus. Klik op Bladeren om een keuze te maken uit een lijst met beschikbare mappen. Een submap kan worden ingevoerd in het onderstaande veld.

    De standaard doelmap is:

    • Windows: \Users\“gebruikersnaam”\Pictures\Wireless Transmitter Utility
    • macOS: /Users/“gebruikersnaam”/Pictures/Wireless Transmitter Utility

    Het programma dat wordt gebruikt om afbeeldingen weer te geven wanneer de overdracht is voltooid, kan geselecteerd worden uit het Doelmap in het volgende programma openen na overdracht-menu; kies uit Windows Explorer (of in macOS, de Finder), NX Studio, Capture NX-D en ViewNX-i. Programma’s die niet zijn geïnstalleerd, worden niet getoond.

    Klik na het voltooien van deze stap op Volgende en volg de instructies op het scherm.